Taalontwikkeling stimuleren in alledaagse situaties

Wanneer je taal bewust inzet tijdens alledaagse situaties, kan je de taalontwikkeling van je kind stimuleren zonder dat het je extra tijd kost. Bovendien ben je dan met aandacht met je kind bezig: goed voor jullie band. Win-win-win!

In dit artikel geef ik hele concrete tips in veelvoorkomende alledaagse situaties: wat kan jij zeggen of doen om de taalontwikkeling van je kind te stimuleren?
Wil je eerst wat meer algemene uitleg over het stimuleren van de taalontwikkeling van je kind? Lees dan mijn artikel: ‘Taalontwikkeling stimuleren – algemene tips’.

Een kleine herhaling uit dat artikel: Sluit aan bij het niveau van je kind.

Sluit aan bij het taalniveau van je kind maar praat niet in ‘babytaal’ of ‘peutertaal’. Maak volledige zinnen zodat je kind het juiste voorbeeld krijgt. Over het algemeen geldt: hoe jonger het kind, hoe korter de zin.

  • Bij baby’s focus je vooral op zelfstandige naamwoorden van dingen die ze in hun omgeving hebben (bal, auto, voet, speen, knuffel, etc.) Daar maak je dan korte zinnetjes mee. “Kijk, de bal!” “Hier is je speen” “Broemmm zegt de auto”
  • Bij dreumesen ga je in je zinnen steeds meer verschillende (en moeilijkere) woorden gebruiken (in plaats van ‘auto’ zeg je ‘vrachtwagen’ ‘busje’ ‘taxi’ etc.), eenvoudige voorzetsels (in, op) én ook bijvoeglijke naamwoorden (rode bal, kleine auto, etc.)
  • Bij peuters en kleuters maak je je zinnen nog complexer, aangepast aan wat bij je kind past. Zo kan je steeds meer en moeilijkere tegenstellingen gebruiken (licht/zwaar, ruw/glad, etc.), vergrotende trap (groot/groter/grootst), tijdsaanduidingen (gister, vandaag, straks, nu) en meer voorzetsels (naast, achter, voor).

Wassen en aankleden
Benoem wat jij of je kindje doet.
En benoem ook: wat zien jullie? Wat hoor je? Wat ruik je? Wat voel je?
Bijvoorbeeld:

  • “Zo… je handje wassen… vingertjes…en nu je arm.”
  • “Kijk, een zwarte broek”
  • “Deze arm door de mouw”
  • “Nu doen we je linkersok aan”
  • “Oeh, de crème is koud, brrr”
  • “Je neusje is nat, even droogmaken….zo, droog!”
  • “Je pyjama is lekker zacht”
  • “We gaan uitkleden… kijk, nu ben je bloot!”

Activiteiten die je kan doen

  • Zing een liedje tijdens het wassen, afdrogen, insmeren of aankleden.
    Benoem in het liedje het lichaamsdeel waar je op dat moment mee bezig bent.
    Een voorbeeld van een liedje is ‘dit zijn je voetjes’ (klik voor een link).
  • Verstop lichaamsdelen of dingen onder een doek (of in je hand, achter je rug).
    Je kunt ze dan terug laten komen: kiekeboe!
    Een leuk liedje wat je hierbij kan zingen: ‘je handje is verdwenen’. Je kan in het liedje het woord ‘handje’ vervangen door alles wat je dan verstopt’
    Klik hier voor een link naar een voorbeeld van het liedje van Félice van der Sande. Liedjes van Félice van der Sande zijn ook beschikbaar op Spotify.
  • Maak ‘grapjes’: doe het kledingstuk aan het verkeerde lichaamsdeel. Meestal een groot succes bij peuters! “Zo, sokken aan je hand…”
  • Of vraag grappend: “moet je broek over je hoofd??” Je kunt op deze manier ook taal uitlokken bij je peuter: soms zullen ze zelf zeggen “neehee, aan mijn benen!”. Je kunt het ook vragen: “Waar moet hij dan?”.


Eten en drinken
Benoem wat jij of je kindje doet.
En benoem ook: wat zien jullie? Wat hoor je? Wat ruik je? Wat voel je? Wat proef je?
Bijvoorbeeld:

  • “Een flesje voor jou”
  • “Jij krijgt deze groene beker”
  • “Oeh, heb jij appel in je mond? Lekker!”
  • “Kijk: een groot stuk en een klein stuk”
  • “De soep is warm. De kaas is koud”
  • “Mijn wortel is knapperig, hoor je dat?”
  • “Jouw brood is vierkant”
  • “Het potje is dicht, draai maar open”
  • “Je lepel ligt boven je bord”

Activiteiten die je kan doen

  • Benoem kleuren en vormen van de dingen op tafel en op je bord. Je kunt, als je in een creatieve bui bent, zelfs het eten in bepaalde vormen snijden om hiermee te oefenen.
  • Zing een liedje over eten. Bijvoorbeeld ‘Smakelijk eten’, een liedje over fruit of over iets wat je aan het eten bent.
  • Laat je kind vertellen over wat hij/zij vandaag gedaan heeft of vertel zelf wat jij gedaan hebt of wat jullie samen gedaan hebben. Als dat nog te moeilijk is: praat samen over wat je op dat moment kan zien. (iets wat er op tafel ligt, in de kamer aanwezig is, etc.)
  • Spelletje: ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Je neemt een item in de kamer in gedachten (die je kan zien vanaf waar je bent). Je benoemt een kleur en de anderen moeten raden wat het is. Je kan ook de vorm benoemen, of het item omschrijven (het is een dier…met 2 poten.. of: het is een meubel.. je kan er op zitten..etc.)

Koken en bakken
Benoem wat jij of je kindje doet.
En benoem ook: wat zien jullie? Wat hoor je? Wat ruik je? Wat voel je? Wat proef je?
Bijvoorbeeld:

  • “Een pan… deksel…”
  • “Nu ga ik de tomaten wassen”
  • “Roeren, roeren, roeren”
  • “Kijk, een dunschiller, daar ga ik de aardappelen met schillen”
  • “Zie je dat? Er komt stoom uit de pan”
  • “De kaas smaakt zout hè? En de peer zoet”
  • “Deze pasta is nog rauw, die gaan we koken, dan wordt hij gaar”

Activiteiten die je kan doen

  • Is je kind nog (heel) jong? Geef dan ook wat kookgerei: een vergiet, deksels, polllepel.
  • Is je kind iets ouder? Dan kan je kind jouw nadoen met eigen kookspulletjes: een kinderkookset, eventueel nep eten of klei om eten te maken.
  • Je kan je kind ook laten helpen: laat je kind roeren, wassen, snijden met een veilig mes, etc.
  • Samen kan je ontdekken: hoe ruikt iets? Hoe smaakt het? Hoe voelt het?

Opruimen
Benoem wat jij of je kindje doet.
En benoem ook: wat zien jullie? Wat hoor je? Wat voel je?
Bijvoorbeeld:

  • “Geef de bal maar”
  • “Daar ligt nog een blauw blokje”
  • “De auto’s mogen in de bak”
  • “Leg jij dat kleine boekje op de plank? Dan doe ik deze grote”
  • “Zo, ik leg de pop naast de blokken”
  • “Kijk! De bak was net leeg, en nu weer vol.”

Activiteiten die je kan doen

  • Liedje zingen tijdens het opruimen. Gaat je kind naar de opvang of school? Vraag daar eens of ze een liedje hebben, herhaling en herkenbaarheid is fijn voor kinderen. Of gebruik bijvoorbeeld dit liedje. (klik voor de link)
  • Leer je kind ‘categoriseren’: dezelfde dingen bij elkaar zoeken. Auto’s bij de auto’s, eerst alle rode blokken of eerst alle grote knuffels bijvoorbeeld.

Poetsen
Benoem wat jij of je kindje doet.
En benoem ook: wat zien jullie? Wat hoor je? Wat ruik je? Wat voel je?
Bijvoorbeeld:

  • “Ik ga de stofzuiger pakken.”
  • “Deze zachte doek is om te stoffen, de ruwe doek voor in het sopje.”
  • “Kijk eens hoe vies! Even poetsen… zo, nu is het weer schoon.”
  • “Pak jij de rode emmer voor mij?”
  • “Ik ga achter de kast vegen”
  • “Hang de theedoek maar aan het haakje”
  • “Ga je ook onder de stoel stofzuigen?”

Activiteiten die je kan doen

  • Liedje zingen tijdens het poetsen, over poetsen.
  • Of andere liedjes zingen: liedjes zingen is sowieso goed voor de taalontwikkeling.
  • Maak er een spelletje van: benoem iets in de ruimte, je kind moet dat zoeken en dan schoonmaken.
    Voor iets oudere kinderen kan je het moeilijker maken: benoem niet het item maar omschrijf het zonder de naam van het item te noemen.